geheugen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geheugen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈhøɣə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ge·heu·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘herinnering’ voor het eerst aangetroffen in 1648 [1]
  • Naamwoord van handeling van heugen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geheugen geheugens
verkleinwoord geheugentje geheugentjes

Zelfstandig naamwoord

hetgeheugeno

  1. het deel van de hersenen waarin herinneringen worden opgeslagen
    • Hij had niet zo'n goed geheugen, maar wist nog net dat hij een afspraak had. 
    • ` Mijn geheugen is niet zo erg goed meer,' zei de Slabber. 'Kwallen onthouden niet zo goed.' [2] 
  2. (informatica) snel toegankelijke plaats om data op te slaan waarin programma's worden opgeslagen die uitgevoerd worden
    • Het geheugen was bijna allemaal in gebruik, dus ging de computer niet gebruikte delen naar schijf wegschrijven. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geheugen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.