honken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  honken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hon·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van honk met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
honken
honkte
gehonkt
zwak -t volledig

Werkwoord

honken [1]

  1. (spel) op een honk blijven staan
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

dehonkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord honk

Gangbaarheid

  • Het woord honken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.