hoofdzaak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hoofdzaak    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɦoːftsak/
Woordafbreking
  • hoofd·zaak
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van hoofd: belangrijker, hoogste en zaak: ding
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdzaak hoofdzaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehoofdzaakv/m

  1. belangrijkste punt, voornaamste kwestie, wezenlijke deel, kern
    • Jammer dat het medicijn vies smaakt, maar hoofdzaak is dat je beter wordt. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
    1. «in (de) hoofdzaak»
      wat de belangrijkste dingen betreft; afgezien van details

    Gangbaarheid

    • Het woord hoofdzaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
    99 %van de Nederlanders;
    100 %van de Vlamingen.[1]

    Verwijzingen

    1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.