hook

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  hook (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /hʊk/
enkelvoud meervoud
hook hooks

Zelfstandig naamwoord

hook

  1. vishaak
  2. haak
vervoeging
onbepaalde wijs to  hook 
he/she/it  hooks 
verleden tijd  hooked 
voltooid
deelwoord
 hooked 
onvoltooid
deelwoord
 hooking 
gebiedende wijs  hook 

Werkwoord

hook

  1. aan de haak slaan
    «Before long he hooked a pike.»
    Het duurde niet lang tot hij een snoek aan de haak sloeg.
  2. verslaven
    «He is hooked on heroin.»
    Hij is aan heroïne verslaafd.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.