hork

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hork    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɔrək/ (1 of 2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hork
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hork horken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehorkm

  1. iemand die zich onaangenaam gedraagt door zich niet aan omgangsvormen te houden
     Van hem heb ik geleerd los te laten als dat nodig is. Toen ik begon met leidinggeven was ik echt een hork van een manager. Een onwijze controlfreak. Alles wat de deur uitging, wilde ik zien. En dan ontdekte ik natuurlijk altijd fouten.[4]
Synoniemen
  • hurk (uitspraakvariant)
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord hork staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
40 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɦɔrk/
Woordafbreking
  • hork

Zelfstandig naamwoord

hork

  1. genitief meervoud van horko
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.