hospitium

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hospitium    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hos·pi·ti·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gastverblijf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord hospitium hospitia
hospitiums
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hethospitiumo

  1. gastenverblijf (in een klooster)
  2. kloostergemeenschap die gastvrijheid verleent aan doortrekkende reizigers
  3. herstellingsoord
  4. stage op een middelbare school
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hospitium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • IPA:
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
hospitium hospitiums/hospitia

Zelfstandig naamwoord

hospitium

  1. (verouderd) hospitium, hospice
  2. (juridisch) Inn of Court

Latijn

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

hospitium o

  1. hospitium, hospice
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.