hou

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hou    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦɑu̯/
Woordafbreking
  • hou

Werkwoord

(informeel)

vervoeging van
houden

hou

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houden
    • Ik hou. 
  2. gebiedende wijs van houden
    • Hou! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houden
    • Hou je? 
     Ik hou nu eenmaal van rituelen en heb door de jaren heen het een en ander overgenomen van de kerken die ik heb bezocht.[1]
Gelijkklinkende woorden

Gangbaarheid

  • Het woord hou staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.