iel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  iel    (hulp, bestand)
  • IPA: /il/
Woordafbreking
  • iel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dun’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen ielielerielst
verbogen ieleielereielste
partitief ielsielers-

Bijvoeglijk naamwoord

iel

  1. heel fijntjes
    • De ballerina was een heel iel meisje. 
    • Ik hoorde de iele kerkmuziek 's morgens vroeg door de kieren van de deur. 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord iel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Esperanto

Uitspraak
  • Geluid:  iel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈi.el/

Bijwoord

iel

  1. op een of andere manier
    «Ĉu mi povas iel helpi vin?»
    Kan ik je op een of andere manier helpen?


Frans

Uitspraak
  • Geluid:  iel    (hulp, bestand)
  • IPA: /jɛl/

Persoonlijk voornaamwoord

iel

  1. (neologisme) hij of zij (genderneutrale vorm, derde persoon enkelvoud)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.