lei

Niet te verwarren met: -lei, Lei

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  [A], [B] lei    (hulp, bestand)
    • IPA: /lɛi/ (1 lettergreep)
  • Geluid:  [C] lei    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈleji/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • lei
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Middelnederlands leye ‘leisteen’, eerst geattesteerd in 1377[1] en ontwikkeld uit Oergermaans *lajō-, ontleend aan het Gallisch, vgl. Oudiers líe, lía ‘steen’.[2] Evenals Nederduits Lai, Luxemburgs Lee, Duits verouderd Lei(e) en Fries laai.[3]
  • [B] Middelnederlands leie, leide, nevenvorm van lede ‘gegraven of vergraven waterloop’ (in lieverlede), afleiding van leiden.[4]
  • [C] van Roemeens lei
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord lei leien
verkleinwoord leitje leitjes

Zelfstandig naamwoord

[A]deleiv/m

  1. een plat stuk van leisteen
  2. (teken- en schrijfmateriaal) een schrijfplank van leisteen; schrijflei
  3. een dakpan van leisteen; daklei
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • met schone lei beginnen.
een geheel nieuw begin met iets maken.
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord lei leien
verkleinwoord leitje leitjes

Zelfstandig naamwoord

[B]deleiv

  1. sloot, waterleiding
  2. (België) doorgang, laan
  3. teugel
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

[C]deleimv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord leu (numismatiek) (naam munteenheden van Roemenië en Moldavië)
     In december 1989, toen het communistische regime ten val werd gebracht, was de officiële wisselkoers van de Roemeense leu (meervoud lei) ongeveer 9 lei per dollar, al kreeg je op de zwarte markt vier tot vijf keer zoveel voor de zeer gewilde dollars.[5]

Werkwoord

vervoeging van
leggen

[D] lei

  1. enkelvoud verleden tijd van leggen
    • Ik lei. 
    • Jij lei. 
    • Hij, zij, het lei. 
    • Vol zorg vloog de dokter naar het bed, reikte Henriette de medicijnen en lei zacht de hand op haar voorhoofd.[6] 
Synoniemen
Opmerkingen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord lei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
lei
gelei
volledig

Werkwoord

lei

  1. leiden

Aragonees

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse lac (genitief: lactis).
enkelvoud meervoud
lei leis

Zelfstandig naamwoord

lei v

  1. melk

Galicisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse lex (genitief: legis).
enkelvoud meervoud
lei leis

Zelfstandig naamwoord

lei v

  1. wet

Hawaïaans

Zelfstandig naamwoord

lei

  1. een bloemenslinger die ter begroeting om de hals gelegd wordt

Occitaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse lex (genitief: legis).
enkelvoud meervoud
lei leis

Zelfstandig naamwoord

lei v

  1. wet

Portugees

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse lex (genitief: legis).
enkelvoud meervoud
lei leis

Zelfstandig naamwoord

lei v

  1. wet

Roemeens

Zelfstandig naamwoord

lei mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord leu

Surinaams

Werkwoord

lei

  1. liggen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.