inburgeraar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inburgeraar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·bur·ge·raar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inburgeraar inburgeraars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deinburgeraarm

  1. Iemand die inburgert, meestal een allochtoon die een cursus doet over taal en samenleving van het nieuwe land waarin hij woont.

Gangbaarheid

  • Het woord inburgeraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.