incasso

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  incasso    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·cas·so
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘het incasseren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord incasso incasso's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetincassoo

  1. het ontvangen van geld
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord incasso staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.