infusie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  infusie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪɱ'fyzi/
Woordafbreking
  • in·fu·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het laten trekken, aftreksel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1608 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord infusie infusies
verkleinwoord infusietje infusietjes

Zelfstandig naamwoord

deinfusiev

  1. (medisch) een infuus
    • Hij werd direct aan een infusie gelegd. 
  2. een aftreksel dat ontstaat door opgieting van een vloeistof

Gangbaarheid

  • Het woord infusie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.