inkoud

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inkoud    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪŋkɑut/
Woordafbreking
  • in·koud
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen inkoud
verbogen inkoude
partitief inkouds

Bijvoeglijk naamwoord

inkoud

  1. ver afgekoeld
    • Ellendig voelde hij zich, inkoud, koortsachtig koud en in zijn borst deed het zoo raar hol. [1]
Synoniemen
Opmerkingen

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inkoud.

Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord inkoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
18 %van de Nederlanders;
29 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.