inlaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inlaat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·laat

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord inlaat inlaten
verkleinwoord

deinlaatm

  1. voorziening voor het laten binnenstromen van gas of vloeistof

Werkwoord

vervoeging van
inlaten

inlaat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlaten
    • ... dat ik inlaat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlaten
    • ... dat jij inlaat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlaten
    • ... dat hij inlaat. 

Gangbaarheid

  • Het woord inlaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.