inleg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inleg    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪnlɛx/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • in·leg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inleg inleggen
verkleinwoord inlegje inlegjes

Zelfstandig naamwoord

deinlegm

  1. bedrag dat ingelegd wordt
  2. binnenste van een sigaar
  3. zoom, ingeslagen gedeelte van naaiwerk

Werkwoord

vervoeging van
inleggen

inleg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inleggen
    • ... dat ik inleg. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord inleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.