inleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inleren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·le·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

inleren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inleren
leerde in
ingeleerd
zwak -d volledig
  1. verwerven van een vaardigheid
     Dat zogeheten 'inleren' gaat gewoon via een tablet. "Wij rijden hem rond en vertellen waar het bed, de keuken en de tafel staan. Binnen tien minuten moet 'ie een taak kunnen uitvoeren."[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord inleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Robots strijden zodat wij langer thuis kunnen wonen” (30-03-2016), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.