aanleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanleren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanlerə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanleren
leerde aan
aangeleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

aanleren

  1. overgankelijk door leren een vaardigheid verwerven
  2. overgankelijk (onderwijs) onderwijzen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • aanleerster
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.