inpeperen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inpeperen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪmpepərə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • in·pe·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  in bw  en  peperen ww  [1] of samenstellend afgeleid van  in vz  en  peper zn  met het achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘betaald zetten’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [2] [3] [4]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inpeperen
peperde in
ingepeperd
zwak -d volledig

Werkwoord

inpeperen

  1. overgankelijk bestrooien van voedingsmiddelen met peper
    • Heb je het hamlapje al ingepeperd? 
  2. (bij een discussie) iemand de les lezen.
  3. ditransitief iemand ergens voor bestraffen
    • Hij heeft dat flink ingepeperd gekregen. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord inpeperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.