insnoeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  insnoeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·snoe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
insnoeren
snoerde in
ingesnoerd
zwak -d volledig

Werkwoord

insnoeren [1]

  1. overgankelijk met een snoer plaatselijk vernauwen
Afgeleide begrippen
  • insnoering
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord insnoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.