snoeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snoeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • snoe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snoeren
snoerde
gesnoerd
zwak -d volledig

Werkwoord

snoeren [2] [3]

  1. overgankelijk iets met een snoer vastmaken
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Zelfstandig naamwoord

desnoerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord snoer

Gangbaarheid

  • Het woord snoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.