inspector

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inspector    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·spec·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van inspecteren met het achtervoegsel -or
  • van het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord inspector -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

inspector [1]

  1. inspecteur
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'inspector' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • ins·pec·tor
enkelvoud meervoud
inspector inspectores

Zelfstandig naamwoord

inspector m

  1. (beroep) controleur
Synoniemen

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.