instap

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  instap    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪnstɑp/
Woordafbreking
  • in·stap
enkelvoud meervoud
naamwoord instap instappen
verkleinwoord instapje instapjes

Zelfstandig naamwoord

deinstapm

  1. zich vervoegen in een verband
    • Hij maakt zijn instap in het bedrijfsleven. 
  2. het binnentreden in een voertuig of gebouw
    • Zij maakte haar instap in de nieuwe woning. 
Synoniemen
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van
instappen

instap

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instappen
    • ... dat ik instap. 

Gangbaarheid

  • Het woord instap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.