interne

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  interne    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·ter·ne

Bijvoeglijk naamwoord

interne

  1. verbogen vorm van de stellende trap van intern

Gangbaarheid

  • Het woord interne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  interne    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse internus
  enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
interne internes

Bijvoeglijk naamwoord

interne

  1. intern, inwendig

Werkwoord

vervoeging van
interner

interne

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van interner
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van interner
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van interner

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
internar

interne

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van internar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van internar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van internar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.