introduceren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  introduceren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌɪntrodyˈserə(n)/ (5 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
introducerengeïntroduceerd
introductie
Woordafbreking
  • in·tro·du·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
introduceren
introduceerde
geïntroduceerd
zwak -d volledig

Werkwoord

introduceren

  1. overgankelijk iets nieuws inbrengen of invoeren in een bepaalde omgeving of een groter geheel
    • Dat introduceert ongemerkt een andere foutenbron. 
  2. overgankelijk (tijdelijk) een nieuw persoon toegang verschaffen tot een besloten gezelschap of voorziening
    • Spelende leden kunnen niet-leden introduceren om zo kennis te laten maken met onze vereniging. 
  3. overgankelijk iemand voor het eerst aan een publiek of groep mensen voorstellen
    • Hij werd door de gastvrouwe geïntroduceerd. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord introduceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.