introductie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  introductie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪntroˈdʏksi/
Woordafbreking
  • in·tro·duc·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘binnenleiding’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'ducere' (leiden, voeren) met het voorvoegsel intro-
  • Naamwoord van handeling van introduceren met het achtervoegsel -tie
enkelvoud meervoud
naamwoord introductie introducties
verkleinwoord introductietje introductietjes

Zelfstandig naamwoord

deintroductiev

  1. de presentatie van iets nieuws (in omloop brengen), of de inleiding van een nieuwkomer (bemiddeling)
    • Er is bij de introductie van dat nieuwe boek aardig wat aan de weg getimmerd. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord introductie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.