invité

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  invité    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·vi·té
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Frans[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord invité invités
verkleinwoord inviteetje inviteetjes

Zelfstandig naamwoord

deinvitém [2]

  1. (formeel) genodigde, gast

Gangbaarheid

  • Het woord invité staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
invitar

invité

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van invitar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.