irrigator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  irrigator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ir·ri·ga·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toestel voor het uitspoelen van lichaamsholten’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
  • Naamwoord van handeling van irrigeren met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord irrigator irrigatoren
irrigators
verkleinwoord irrigatortje irrigatortjes

Zelfstandig naamwoord

deirrigatorm

  1. (medisch) toestel voor het reinigen van wonden en het uitspoelen van lichaamsholten

Gangbaarheid

  • Het woord irrigator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.