jím

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /jiːm/
Woordafbreking
  • jím

Persoonlijk voornaamwoord

jím

  1. hem; instrumentalis enk van hij
Synoniemen
  • ním

Persoonlijk voornaamwoord

jím

  1. hem; instrumentalis enk van het
Synoniemen
  • ním

Werkwoord

jím

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord jíst
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.