het

Nederlands

Naar frequentie 3
  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
julliejullie
2e persoon
(formeel)
uuuu
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
ugij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm
Uitspraak
  • Geluid:  het    (hulp, bestand)
  • IPA: /ət/ (1 lettergreep) (normaal)
  • IPA: /hɛt/ (1 lettergreep) (met meer nadruk, zie ook hét)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /(ɦ)ət/, /ɦɛt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /(ɦ)ət/
    • (Limburg): /hɛt/, /(h)ət/
Woordafbreking
  • het
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

het

  1. 3e persoon enkelvoud onzijdig.
    • Het leger zegt dat het de situatie onder controle heeft, maar dat blijkt niet helemaal te kloppen. 
Spreekwoorden
Vertalingen

Onbepaald voornaamwoord

het

  1. 3e persoon enkelvoud onzijdig
    • Het regent al de hele dag. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Lidwoord

het o

  1. een bepaald lidwoord, wordt gebruikt voor onzijdige bepaalde zelfstandige naamwoorden en voor alle verkleinwoorden in het enkelvoud. Het geeft een specifieke persoon of ding aan: Het boek; het meisje
    • Het leger zegt dat het de situatie onder controle heeft, maar dat blijkt niet helemaal te kloppen. 
Synoniemen
  • hét (uitspraakvariant om extra nadruk te geven)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • het-woord
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord het staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]
  • frequentie in teksten in het Nederlands uit België, op een 7-puntsschaal: [3]
        7
  • frequentie in teksten uit België, vergeleken met die in Nederland, op een 7-puntsschaal: [3]
        1

Verwijzingen

Afrikaans

Werkwoord

het

  1. persoonsvorm van (hebben): heb, hebt, heeft, hebben

Middelnederlands

nominatiefgenitiefdatiefaccusatief
volclit.volclit.volclit.volclit.
enk1eicmijnsmimi
2edu-tudijnsdidi
3emhi-isijns-es
-s
hem-em
-en
hem-en
-ene
-ne
fsi-sehaer-ere
-re
-er
haer-ere
-re
-er
haer-se
nhett-
-et
-t
--es
-s
hemhet-et
-t
mv1ewionseronsons
2eghi-iuweruu
3esi-sehaer-ere
-re
-er
hem
hen
-enhem
hen
-se

Persoonlijk voornaamwoord

het

  1. nominatief en accusatief o derde persoon enkelvoud: het

Nedersaksisch

Woordafbreking
  • het

Lidwoord

het

  1. het; onzijdige 3e persoon enkelvoud nominatief
Schrijfwijzen
Synoniemen

Sallands

Woordafbreking
  • het

Lidwoord

het

  1. het; onzijdige 3e persoon enkelvoud nominatief
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.