kalander

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kalander    (hulp, bestand)
  • IPA: /kaˈlɑndər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ka·lan·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kalander kalanders
verkleinwoord kalandertje kalandertjes

Zelfstandig naamwoord

dekalanderv/m

  1. pers met twee draaiende cilinders om weefsel, leer of papier glad en glanzend te maken

Werkwoord

vervoeging van
kalanderen

kalander

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalanderen
    • Ik kalander. 
  2. gebiedende wijs van kalanderen
    • Kalander! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalanderen
    • Kalander je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kalander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
24 %van de Nederlanders;
30 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.