kanton

Nederlands

Niet te verwarren met: Kanton
Uitspraak
  • Geluid:  kanton    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kan·ton
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderafdeling van een arrondissement’ voor het eerst aangetroffen in 1827 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord kanton kantons
verkleinwoord kantonnetje kantonnetjes

Zelfstandig naamwoord

hetkantono

  1. een bestuurseenheid; deze term wordt in verschillende landen gebruikt voor gebieden van sterk verschillende grootte
  2. (juridisch) in België een groep van gemeenten met één vredegerecht; in Nederland een sector van het gerecht die zich bezig houdt met kleine geschillen
  3. in de vexillologie de bovenhoek van een vlag aan de broekingzijde
  4. (verouderd) een (te onderhouden) deel van een weg
Hyponiemen
  • kieskanton, oostkanton
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kanton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.