kapoentje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kapoentje (hulp, bestand)
- IPA: / kaˈpuncə / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- ka·poen·tje
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
het kapoentje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kapoen
- ▸ ⧖ De vriendschap van het lieve dier.
Verschaft mij waarlijk veel plezier.
Daarom bemin ik mijnen hond;
Ik houd hem zuiver en gezond,
Ik maak hem een fatsoenlijk nest.
En zorg voor eten in zijn' test.
Soms krijgt hij een stuk boterham
Dan zegt dit lief kapoentje.... ham![1]
- ▸ ⧖ De vriendschap van het lieve dier.
- dim. tant. (verouderd) lieveheersbeestje
Opmerkingen
- De betekenis "lieveheersbeestje" is in Nederland nooit gangbaar geweest.
Gangbaarheid
- Het woord kapoentje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kapoentje" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Mijn Hond. (1873) in: Dit zijn zonnestralen, Wed. Nys, Brussel, p. 61
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.