kissebissen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kissebissen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɪsəˌbɪsə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kis·se·bis·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vitten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1784 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kissebissen
kissebiste
gekissebist
zwak -t volledig

Werkwoord

kissebissen

  1. inergatief langdurig een twistgeprek voeren
    • Zij zaten weer de hele tijd te kissebissen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord kissebissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
54 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.