klauteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klauteren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklʌʊtərə(n)/
Woordafbreking
  • klau·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klimmen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klauteren
klauterde
geklauterd
zwak -d volledig

Werkwoord

klauteren

  1. inergatief klimmen, zich verticaal verplaatsen met behulp van alle vier de ledematen
    • Hij klauterde vaak de boom in om van het uitzicht te kunnen genieten. 
     Het is de dag voordat de Tour de France de gevreesde helling in de Vogezen aandoet. Liefhebbers klauteren alvast naar adem happend en met knarsende ketting naar boven.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord klauteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.