kleinbürgerlich

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  kleinbürgerlich    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklaɪ̯nˌbʏʁɡɐlɪç/-
Woordafbreking
  • klein·bür·ger·lich
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

kleinbürgerlich

  1. kleinburgerlijk, met betrekking tot het gedeelte van de bevolking van een stad die behoort tot de sociale laag tussen de arbeidersklasse en de "grote" burgerij
  2. (figuurlijk) hebbende de opvattingen van het kleinburgerlijke milieu, benepen, bekrompen, geborneerd

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Wolfgang Pfeifer et al.
    kleinbürgerlich in: Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (1993), digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache op dwds.de
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.