kleinigheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kleinigheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɛinəxˌhɛit/ (3 lettergrepen)
    • (Nederland): /klɛinʏɣɦɛit/ of /klɛinɪɣɦɛit/
    • (Vlaanderen): /klɛinʏʝɦɛit/
Woordafbreking
  • klei·nig·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van kleinig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord kleinigheid kleinigheden
verkleinwoord kleinigheidje kleinigheidjes

Zelfstandig naamwoord

dekleinigheidv

  1. iets onbelangrijks
    • "Ik heb een brief van onzen Frederik ontvangen, die mij, uit hoofde van eene tusſchenkomende kleinigheid, heeft doen beſluiten, om weder naar Antwerpen te keeren". [1]

Gangbaarheid

  • Het woord kleinigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.