kleuren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kleuren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklørə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kleu·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kleuren
kleurde
gekleurd
zwak -d volledig

Werkwoord

kleuren

  1. overgankelijk van kleur voorzien met potloden, stiften, waskrijt etc.
    • Wat heb je dat mooi gekleurd. 
  2. ergatief een kleurverandering ondergaan
    • Hij kleurt van woede. 
    • Zijn das kleurt goed bij dat overhemd. 
     De volgende ochtend viel meteen op hoe stil het buiten was. Ik duwde de deur met beide handen open en zag dat er ’s nachts een dik pak sneeuw was gevallen, waarvan een stukje geel kleurde toen ik er mijn waterfles in leegde.[1]
     De ronde bergen in de verten kleurden pastelblauw en lila en vormden een mooi contrast met de warme aardse kleuren om mij heen.[1]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dekleurenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kleur
     De ronde bergen in de verten kleurden pastelblauw en lila en vormden een mooi contrast met de warme aardse kleuren om mij heen.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord kleuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1 2 3
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.