kliek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kliek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kliek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kliek | klieken |
verkleinwoord | kliekje | kliekjes |
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de kliek v / m
- groep van mensen die veel samen doen en andere mensen buiten de groep houden [5]
- De directeuren van scholen vormen een echte kliek die veel dingen onderling regelen.
- voedselrest
Synoniemen
Hyponiemen
- [2] kattekliek, regentenkliek
Afgeleide begrippen
- kliekgeest, kliekvorming
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
klieken |
kliek
Gangbaarheid
- Het woord kliek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kliek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- 1 2 "kliek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kliek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kliek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.