knauwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knauwen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈknɑuwə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • knau·wen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knauwen
knauwde
geknauwd
zwak -d volledig
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
knauwenknauwend
knauw

Werkwoord

knauwen

  1. inergatief ~ op iets trachten door te bijten
    • De hond knauwde op een bot. 
  2. inergatief inslikken van de uitgang -en in de uitspraak van een woord, met name in het Gronings

Zelfstandig naamwoord

deknauwenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord knauw

Gangbaarheid

  • Het woord knauwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.