knauw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: knauw (hulp, bestand)
- IPA: / knɑu / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- knauw
Woordherkomst en -opbouw
- zn terugvorming uit knauwen ww met het achtervoegsel -en [1]
- ww knauwen ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knauw | knauwen |
verkleinwoord | knauwtje | knauwtje |
Zelfstandig naamwoord
- harde beet
- De hond had hem een lelijke knauw in zijn been gegeven
- (figuurlijk) schade oplopen
- Zijn gestel had van de longontsteking een flinke knauw gekregen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
knauwen |
knauw
Gangbaarheid
- Het woord knauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knauw" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.