koeltjes

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koeltjes    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkulcəs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • koel·tjes
Woordherkomst en -opbouw
  • [bijvoeglijk naamwoord], [bijwoord]: koel met het achtervoegsel -tjes
  • [zelfstandig naamwoord]: koeltje met uitgang -s
stellend
onverbogen koeltjes
verbogen (alleen
predicaat)

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

koeltjes

  1. vrij koud (van omgevingstemperatuur)
    • Het is in de loop van de avond wat koeltjes geworden op het terras. 
Synoniemen

Bijwoord

koeltjes

  1. met een merkbaar gebrek aan enthousiasme of genegenheid
    • Hij was heel erg verliefd, maar zij reageerde koeltjes op zijn pogingen contact te leggen. 
  2. zonder merkbare opwinding
    • De doelman zei koeltjes dat het nu eenmaal bij zijn werk hoorde om strafschoppen te stoppen. 
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

dekoeltjesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koeltje

Gangbaarheid

  • Het woord koeltjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.