kog
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kog (hulp, bestand)
- IPA: / kɔx / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- kog
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands cogge / cocghe misschien van Latijn caudiceus "uit boomstam gemaakt" of als erfwoord verwant aan koog [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kog | koggen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de kog v / m
- (scheepvaart) (geschiedenis) middeleeuws vrachtschip dat vooral door de Hanze werd gebruikt
- ▸ (…) stormt herfst aan, rust daar als vanouds de kog.[3]
Synoniemen
- kogge (meer gangbare uitspraakvariant)
Gangbaarheid
- Het woord 'kog' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kog op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Laaglandse Hymnen : Walnoten (oktober 1996) in: Parmentier., jrg. 8 nr. 1 (zomer 1997), Stichting Randschrift, Nijmegen, p. 34
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.