kompaan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kompaan    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kom·paan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kameraad’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • Van Latijn companio, van com (samen) en panis (brood), dus: iemand met wie men het brood deelt.
enkelvoud meervoud
naamwoord kompaan kompanen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekompaanm

  1. kameraad

Gangbaarheid

  • Het woord kompaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.