koninklijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koninklijk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkonɪŋklək/
Woordafbreking
  • ko·nink·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen koninklijkkoninklijkerkoninklijkst
verbogen koninklijkekoninklijkerekoninklijkste
partitief koninklijkskoninklijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

koninklijk

  1. (regering)(adel) betrekking hebbend op een koning, koningin, aan of bij hem, haar behorend, van hem, haar uitgaand
    • De koninklijke juwelen worden zorgvuldig bewaard. 
  2. (figuurlijk) met veel aanzien; ± sierlijk
Synoniemen
Spreekwoorden
  • De koninklijke weg gaan/bewandelen
Iets op een eerlijke of gebruikelijke manier aanpakken (ongeacht of dit ook ook de meest handige/strategische manier is)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koninklijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.