real

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  real    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • re·al
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘munteenheid van Brazilië vanaf’ voor het eerst aangetroffen in 1994 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord real reals
verkleinwoord realtje realtjes

Zelfstandig naamwoord

derealm

  1. (financieel) munteenheid van Brazilië
  2. (geschiedenis) (financieel) voormalige munteenheid van Spanje, Portugal
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'real' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  real (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /riəl/

Bijvoeglijk naamwoord

real

  1. heus
Afgeleide begrippen

Portugees

Woordafbreking
  • re·al
enkelvoud meervoud
real reais

Zelfstandig naamwoord

real m

  1. (financieel) real, munteenheid van Brazilië
  enkelvoud meervoud
  mannelijk     real     reais  
  vrouwelijk     real     reais  

Bijvoeglijk naamwoord

real

  1. feitelijk, echt, reëel, werkelijk, concreet
  2. koninklijk

Spaans

Woordafbreking
  • re·al
  enkelvoud meervoud
mannelijk real reales
vrouwelijk real reales

Bijvoeglijk naamwoord

real

  1. feitelijk, echt, reëel, werkelijk, concreet
  2. koninklijk
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.