kooiker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kooiker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kooi·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘houder van een eendenkooi’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1856 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord kooiker kooikers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dekooikerm

  1. houder van een eendenkooi
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord kooiker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.