kouter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kouter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kou·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn of Frans, in de betekenis van ‘ploegijzer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1118 [1]
  • Naamwoord van handeling van kouten met het achtervoegsel -er [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord kouter kouters
verkleinwoord koutertje koutertjes

Zelfstandig naamwoord

hetkoutero [4] [5] [6]

  1. het verticale mes voor de ploegschaar
  2. (formeel) ploeg

Gangbaarheid

  • Het woord kouter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
30 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.