krijs

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  krijs    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • krijs
enkelvoud meervoud
naamwoord krijs krijsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekrijsm

  1. een luide, schrille schreeuw

Werkwoord

vervoeging van
krijsen

krijs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krijsen
    • Ik krijs. 
  2. gebiedende wijs van krijsen
    • Krijs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krijsen
    • Krijs je? 

Gangbaarheid

  • Het woord krijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.