krimpen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  krimpen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkrɪmpə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • krim·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands crempen, in de betekenis van ‘zich samentrekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
krimpen
kromp
gekrompen
klasse 3 volledig

Werkwoord

krimpen

  1. ergatief kleiner in omvang worden
    • De bevolking is gekrompen. 
  2. ergatief, (kleding) kleiner worden na een wasbeurt
    • De broek was in de was gekrompen en hij kreeg hem niet meer aan. 
  3. ergatief (scheepvaart) (van wind) geleidelijk van richting veranderen, tegen de wijzers van de klok in
    • Op het noordelijk halfrond gaat de wind krimpen bij het naderen van een lagedrukgebied. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • aankrimpen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord krimpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.