kuiper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kuiper    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkœypər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kui·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van kuipen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kuiper kuipers
verkleinwoord kuipertje kuipertjes

Zelfstandig naamwoord

dekuiperm

  1. (beroep) iemand die vaten of tonnen maakt
    • Mijn neef is kuiper. 
  2. (figuurlijk) iemand die stiekem overleg voert om een ander te benadelen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord kuiper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.